‘Ik wilde meer kleur aan de stad geven’
Cor Kraat is bekend van een aantal spraakmakende kunstwerken in de stad, van de ‘dronken’ lantaarnpaal in de Karel Doormanstraat tot de Nieuwe Delftse Poort en nog veel meer. Socioloog Arno van der Hoeve gaat met hem in gesprek over de rol van kunst in de stad, een thema dat aansluit bij de expositie Stadsdriehoek.
Kraat begint te vertellen over zijn jeugd bij het Vierhavengebied in Delfshaven. “Het was er altijd wel spannend. We speelden op het puin van het bombardement op Delfshaven.” Kraat zou eigenlijk elektricien worden, maar dat lag hem niet. “En toen kwam ik in de culturele sfeer terecht. Ik ging naar de Academie voor Beeldende Kunsten en studeerde in de jaren zeventig af. Het was de tijd van de stadsvernieuwing en er was in die tijd een oproep van de Rotterdamse Kunst Stichting: ‘heb je ideeën om muren te beschilderen?’ Daar wilde ik wel aan meedoen, ik kwam gelijk met vijftien ontwerpen aan… Ik kreeg er maar drie betaald.”
“Wat wilde je bereiken”, vraagt Van der Hoeven. “Ik wilde meer kleur geven aan de stad”, aldus Kraat. “Het ging me om de mensen die in die huizen woonden, daar ging het om.” Naast de muurschilderingen kreeg Kraat meer grote opdrachten. Zo maakte hij in 1974 een glasschildering in De Kuip. Een legendarische tijd voor Feyenoord, maar er was geen speler in de schildering te zien. “Die spelers veranderen toch iedere keer. Het gaat om de euforie die uit het gras komt”, verklaart Kraat.
Kunst & Vaarwerk
Kraat maakte van 1979 tot 1992 deel uit van de kunstenaarsgroep Kunst & Vaarwerk, samen met Hans Citroen en Willem van Drunen. Zij maakten kunstwerken in zowel de stad als in het havengebied. “Cor wilde de haven terugbrengen naar de stad”, vertelt Hans Citroen vanuit de zaal. “We zochten naar de identiteit van de stad, maar die was er niet”, vult Kraat aan. “Er was helemaal niks. Wij waren een van de eerste kunstenaarsgroepen die één product maakten.” En het driemanschap van Kunst & Vaarwerk produceerde opvallende kunstwerken. De als hoedentrommel gecamoufleerde opslag van Pakhoed in het havengebied van Europoort bijvoorbeeld. En bij het Beneluxplein verscheen in 1990 een Dorische zuil, een markant kunstwerk midden in een landschap vol snelwegen.
De Dorische zuil is inmiddels verdwenen. Bij een herinrichting van de wegen werden ze verwijderd. “Stukken ervan liggen nog op een terrein van het Havenbedrijf bij Heijplaat”, weet Kraat. “Maar ze zullen nooit meer terugkomen.” Heel erg vindt hij niet. “Welnee joh’, antwoordt hij op de vraag van Van der Hoeven of hij het erg vindt als een kunstwerk dreigt te verdwijnen.
Een poort in stofzuigeroranje
De Nieuwe Delftse Poort is zonder twijfel een van de opvallendste kunstwerken van Kraat in de stad. Het kunstwerk kreeg in 1995 een plek vlakbij het Hofplein, waar ooit de oude Delftse Poort had gestaan. “Die poort werd in 1940 afgebroken om te worden verplaatst”, vertelt Kraat. “Er stond een stelling tegenaan en die ging in 1940 in de brand. Het zandsteen van de poort was daardoor niet meer te gebruiken. De poort was voor de oorlog heel populair en mensen spraken er met elkaar af. In de jaren zeventig wilde men dat de poort werd herbouwd.” Zo ging Kraat aan het werk om een nieuwe poort te ontwerpen. Met een opvallende kleur. “Hoe ben je op die kleur gekomen, Cor?”, vraagt Hans Citroen. “Het is menieachtig”, verklaart Kraat. “Ze wilden het eigenlijk aanpassen en brons-achtig maken. Ze maakten een afspraak met Riek Bakker voor me om erover te praten. We hebben heerlijk geluncht.” Bakker had echter geen enkel bezwaar tegen de kleur en werd de Nieuwe Delftse Poort ‘stofzuigeroranje’, zoals Kraat het noemt.
Van der Hoeve wil tenslotte weten wat Kraat nu van het nieuwe en spraakmakende beeld voor het Centraal Station vindt. Kraat reageert positief. “Ik vind het een fascinerend beeld. Het heeft een goeie maat en het staat op een goeie plek. En het Centraal Station ziet er ook fantastisch uit. De stad begint volwassen te worden. Alleen Zuid mag nog wel verder ontwikkeld worden.”