Door het zien van een video over Gibellina wordt bij Ieneke van der Kooy de interesse voor middeleeuwse stadsplattegronden gewekt. Gibellina is een door een aardbeving verwoest Siciliaanse dorpje dat door de Italiaanse kunstenaar Alberto Burri in beton werd gegoten, waardoor het middeleeuwse stratenpatroon duidelijk zichtbaar werd.
Ieneke gaat op zoek naar Nederlandse middeleeuwse steden.
Zij ontdekt dat de stadsdriehoek in haar eigen Rotterdam tot het begin van de 20-ste eeuw een middeleeuwse plattegrond had. Dat was een verrassing, want in het hedendaagse Rotterdam vind je daar niets van terug, zoekgeraakt in het geheugen van de stad.
In het Stadsarchief brengt zij vele uren door. Zij bekijkt oude stadsplattegronden en ontdekt zo de Zandstraatbuurt. Op de kaart staat het Roode Zand, een straat die ook in het moderne Rotterdamse centrum bestaat. Zij herinnert zich wat haar moeder haar over het vooroorlogse Roode Zand verteld heeft – Een slechte buurt waar je je als net meisje niet mocht vertonen. Daar woonden paupers, straatkooplieden, hoeren en dieven – volgens haar grootmoeder.
Uit verder onderzoek blijkt dat deze buurt, in de volksmond De Polder genoemd, omdat ie lager ligt dan de omringende straten, de plek is waar zeelui al eeuwenlang passagieren en dat de wijk in de 19e eeuw een plek werd waar prostitutie en misdaad welig tierden, maar waar ook veel mensen woonden die met veel moeite een karige boterham bij elkaar sprokkelden.
De plattegrond laat een volgebouwd gebied zien; een grijze kaart doorsneden door een wit patroon van doorgaande straten en schijnbaar willekeurig uitgestrooide onregelmatige witte blokjes en dunne strepen. Het zijn sloppen, binnenplaatsen, stegen en gangen. De plekken waar het leven van de bewoners van De Polder zich afspeelt met armoede, stank, ongedierte, krotwoningen en huisuitzettingen.
Ieneke onderzoekt ook andere, latere stratenplannen van dit gebied; net voor de oorlog, net erna, van de wederopbouw en van toen het weer aardig was volgebouwd.
Door de trouwportretten van haar grootouders (1910), ouders (1940) en haarzelf (1985) als uitgangspunt te nemen koppelt zij de ontwikkeling en opbouw van Rotterdam in de twintigste eeuw aan haar familiegeschiedenis. En toont de verandering van een levendige volkswijk waar gehosseld werd in een gebied met kantoren en grote warenhuizen.
Door gebruik van verschillende materialen verbeeldt Ieneke van der Kooy de veranderende stad in een tijdsbestek van ruim 100 jaar. Steeds zoekt zij naar patronen in bebouwing, licht en lucht. Deze worden met verschillende materialen en technieken (zoals: bewerkte foto’s, reliëfs, tekeningen, borduurwerk, ruimtelijk werk in steen en papier-maché, video en muziek) vertaald in hedendaagse beeldentaal.
Leave A Comment