In de volksmond wordt de Zandstraatbuurt de Polder genoemd. De Polder concentreert zich op de stadsplattegrond van 1910. Met de kaart als uitgangspunt onderzoekt Van der Kooy de etnografische- en sociale samenstelling van de wijk. Op de plattegrond zijn onregelmatige witte blokjes en dunne strepen te zien. Het zijn sloppen, binnenplaatsen, stegen en gangen die als een grafisch beeld verspreid liggen in de stadsplattegrond. Het zijn de schaarse plekken waar nog wat licht en lucht te zien is in de overvol gebouwde wijk. In die sloppen en stegen stonden bouwvallige oude huizen. Iedere verdieping had een voor- en achter woning en ook de zolder werd als woning verhuurd. De meeste woningen bestonden uit één kamer met daarin een bedstee, de kinderen sliepen op geïmproviseerde bedden op de grond. Er was een kachel, waarop gekookt werd, een kraan en een gootsteen. Het privaat (toilet) bevond zich in het portaal en werd gebruikt door alle bewoners, vaak 6 gezinnen, in het pand. Het privaat was een “tonnetje” dat werd opgehaald om geleegd te worden. Je kunt je de stank die in het trappenhuis hing voorstellen. Veel licht kwam er niet binnen doordat de huizen aan stegen lagen die soms maar 85 cm breed waren. Inkijk was er daardoor ook volop en daarom werden de ramen afgedekt met papier of gordijnen waardoor het nog schemeriger werd.
In de Polder woonden vooral mensen zonder vast contract, losse werkmannen, was- en werkvrouwen, kooplui die met zuidvruchten, sinaasappels, vis, zuur- en snoepwaren met een handkar op sjouw gingen en veel oude mensen die van de bedeling leefden.
Er was veel huisnijverheid. Sigaren maken, rolmopsen in het zuur leggen, bosjes maken, kleermakers enz. Dat gebeurde in diezelfde kleine kamer. In de panden was vaak ongedierte in de vorm van ratten en rode huzaren (wandluizen).
’s Avonds zag de buurt er heel anders uit. Bierhuizen, danssalons en tingeltangels openden hun deuren. Vrouwen van plezier boden opgedoft hun diensten aan en zakkenrollers en oplichters gingen opzoek naar slachtoffers. Menig bezoeker bleek aan het eind van de avond letterlijk en figuurlijk uitgekleed te zijn.
In de danssalons zorgden enorme dansorgels voor opzwepende muziek, mazurka’s en polka’s. De beruchtste was de Spiegeltent waar alle wanden bedekt waren met spiegels.
Ieneke van der Kooy maakt schetsen van de kaart waarin zij de sloppen, stegen, gangen en binnenplaatsen markeert. Er ontstaat een grafisch patroon dat doet denken aan de gaatjespatronen in de draaiorgelboeken van de dansorgels. Voor Speeldoos De Polder vertaalt van der Kooy het patroon van de sloppen en stegen in een speelkaart voor een 30- tonige speeldoos. Op deze manier worden licht en lucht in de oude wijk via muziek aanwezig gemaakt in deze tijd.
De Polder bestaat uit drie schetsmatige onderzoeken van de slopen en stegen, een liggend plastiek, een skelet van het stratenpatroon, 11 schetsen van plekken in de wijk, een platte grond, een speeldoos en een video.
Leave A Comment