Solidariteit voor Emancipatie: Vrouwenorganisaties voor Vrouwen met een Migratieachtergrond
Door: Sadie-Marie Wong-Si-Kwie
Oktober 2021
In de tweede helft van de 20e eeuw is Rotterdam gegroeid in rijkdom aan etnische diversiteit. Inmiddels heeft ruim de helft van de Rotterdammers een migratieachtergrond en telt onze stad ruim 170 verschillende nationaliteiten. Bij een terugblik op de naoorlogse Rotterdamse vrouwenbeweging, is het dan ook onontkoombaar om naar het verhaal van vrouwen met een migratieachtergrond te kijken. Gedurende deze periode zijn immers velen van hen naar Rotterdam gemigreerd. En zo blijkt inderdaad: op de lijst van verschillende Rotterdamse vrouwenorganisaties zijn een groot aantal etnische groepen te vinden: Chinees, Surinaams, Filipijns, Koerdisch, Turks, Kaapverdiaans, Kroatisch, Somalisch, Marokkaans, Latijns Amerikaans, Iraans, Eritrees en ga zo maar door.
Men vraagt zich misschien af waarom er voor hen afzonderlijke organisaties waren. We zijn immers toch allemaal vrouw? “We hebben niet dezelfde problemen, noch dezelfde positie” zo stelde Machtild Cairo in 1986, een prominente Surinaamse vrouw binnen de Rotterdamse vrouwenbeweging. “Hier in Rotterdam zijn vrouwen van tachtig nationaliteiten, vrouwen uit verschillende milieus en met verschillende achtergronden. De positie van buitenlandse vrouwen scheelt veel van die van Nederlandse. Zij zijn vrouw én buitenlandse.”
Een intersectionele positie
In één woord samengevat, hun positie is intersectioneel. De term intersectionaliteit, ofwel kruispuntdenken, duidt op het feit dat iemands identiteit uit verschillende dimensies bestaat. Gender, etniciteit, seksuele geaardheid, leeftijd, klasse en andere factoren beïnvloeden iemands maatschappelijke positie. De intersecties, of kruispunten, waar deze samenkomen, zorgen voor een unieke positie.
Zo lopen vrouwen met een migratieachtergrond tegen problemen aan waar enerzijds vrouwen met een Nederlandse etniciteit en mannen met diezelfde migratieachtergrond geen last van hebben.
In de jaren ’80 ontstond uit een groeiend besef van deze intersectionele positie de Zwarte, Migranten en Vluchtelingen-vrouwenbeweging (ZMV) in Nederland. Eerst werd de term ‘Zwarte vrouwenbeweging’ aangenomen als een politieke term, om het contrast met de ‘witte Nederlandse vrouwenbeweging’ te benadrukken. Later werd de term uitgebreid en omvatte Zwart voornamelijk vrouwen uit de voormalige koloniën: Suriname, de Molukken en de Antillen. Migranten waren voornamelijk vrouwen die naar Nederland waren verhuisd voor werk of voor gezinshereniging, waarbinnen Marokkaanse en Turkse vrouwen de grootste groep vormden. Vluchtelingen omvatte vrouwen die hun thuisland hebben moeten ontvluchten en in Nederland terecht zijn gekomen.
Toch kunnen ook deze vrouwen niet allemaal over één kam worden geschoren. Hun migratiecontext, culturen en thuissituaties lopen uiteen. Hierdoor verschillen onderling ook hun leefwerelden en maatschappelijke posities. Sommige vrouwen zijn in het kader van gezinshereniging naar Nederland gemigreerd, terwijl anderen gelijktijdig met hun partner zijn gekomen. Ook was er een grote groep die juist zelfstandig kwamen voor school of werk. Deze verschillende contexten zorgden dan ook voor verschillende behoeftes en ideeën over wat emancipatie voor hen betekende.
“Het feminisme van ZMV-vrouwen is dan ook niet zozeer een vorm van ‘wit feminisme in een gekleurd jasje’, maar feminisme met ZMV-vrouwen als vertrekpunt” zo legde Joan Ferrier uit, tijdens de Rotterdamse emancipatieconferentie in 2004. Ondanks dat zij als vrouwen veel feministische thema’s met de algemene vrouwenbeweging deelden, waren er ook nieuwe problemen die specifiek voor hun intersectionele maatschappelijke positie relevant waren. Hierbij valt te denken aan kwesties zoals zelfstandig verblijfsrecht, alledaags racisme, vreemdelingenhaat, alleenstaand moederschap en etnisering van armoede.
Plek voor samenkomst
Tot diep in de jaren ’70 waren er in Rotterdam weinig plekken waar vrouwen samen konden komen. De buurtcentra die hiervoor bedoeld waren, werden gedomineerd door mannen en jongeren. Door culturele gebruiken bleven vrouwen daarom vaak weg. Met name vrouwen die geen Nederlands spraken raakten veelal in een sociaal isolement. Sommigen bleven veelal thuis, terwijl hun man werkte. Anderen werkten juist veel buitenshuis, maar hadden verder weinig sociale contacten. Het netwerk van de vrouwen bleef daarom vaak klein, wat het aarden in Rotterdam bemoeilijkte.
Het mobiliseren en bijeenbrengen van vrouwen was daarom een overeenkomstig doel dat ten grondslag lag aan de oprichting van de meeste ZMV-vrouwenorganisaties in Rotterdam. Zo werden er verschillende activiteiten georganiseerd in de eigen taal en cultuur, om plekken te creëren waar vrouwen samen konden komen. Zo organiseerde Esma Yiğitoğlu vanaf 1974 naailessen voor Turkse vrouwen. Het was een groot succes en uiteindelijk kwamen er 10 locaties in Rotterdam, die door ruim 500 vrouwen bezocht werden. Vrouwen benaderden Esma vaak met dezelfde vraagstukken over gezondheid, opvoeding en sociale instanties. Daarom besloot zij om artsen en ambtenaren uit te nodigen naar de lessen, die de vrouwen van voorlichting konden voorzien. Uiteindelijk is haar initiatief uitgegroeid tot de oprichting van het Turks Cultureel Centrum voor Vrouwen (TCCV) in 1982 aan het Willebrordusplein in Rotterdam Noord.
Het centrum beoogde emancipatie van Turkse vrouwen en bevordering van de wisselwerking tussen de Turkse en Nederlandse cultuur. Dit werd gedaan middels cursussen, voorlichting en cultuur-evenementen.
Van naai- naar taallessen
Dit verhaal loopt parallel met dat van vele Rotterdamse ZMV-vrouwenorganisaties. Op basis van de behoeftes van vrouwen uit de eigen gemeenschap, werd er georganiseerd en gemobiliseerd. Middels mond-tot-mond reclame verspreidde de informatie over de verschillende activiteiten. Vrouwen namen hun vriendinnen en buurvrouwen mee, en langzaam maar zeker groeiden de groepen uit tot stichtingen en organisaties. Laagdrempeligheid stond hierbij centraal. Vrouwen moesten er zich welkom kunnen voelen, ongeacht hun opleidingsniveau of vaardigheid in de Nederlandse taal.
In de jaren ’80 lag de voornaamste nadruk op het bijeenbrengen van vrouwen binnen de eigen cultuur. Hiervoor werd van alles georganiseerd: naailessen, borduurlessen, muzieklessen voor traditionele instrumenten, toneelstukken, (volks-)danslessen, en thema avonden. Ook werden nationale, culturele en religieuze feestdagen én Internationale Vrouwendag groots gevierd.
Naast het vormen van culturele ontmoetingsplekken, konden vrouwen er ook terecht met hun vraagstukken. Het was een plek waar de tijd werd genomen om hen op weg te helpen. “Iedereen heeft recht op hulp in eigen taal en cultuur. In eigen taal en cultuur kan men zich weerbaar maken om staande te blijven” aldus Maria Sanchez, voormalig voorzitter Casa Tiberias. Deze vrouwenorganisatie is 1994 opgericht vanuit de Katholieke kerk Paróquia Nossa Senhora da Paz (Onze Lieve Vrouw van de Vrede) in Delfshaven. Naast een vrouwencentrum was Casa Tiberias ook een opvanghuis voor Kaapverdiaanse en Portugeessprekende vrouwen en hun kinderen. Het hoofddoel was om de emancipatie, weerbaarheid en zelfontwikkeling van de vrouwen te bevorderen. Er werd onder andere een formulierendienst verzorgd waar vrouwen terecht konden met brieven van sociale instanties of de school van hun kinderen. Voorheen vroegen zij voornamelijk hun kinderen om hulp, die vaak wel konden vertalen maar de inhoud niet begrepen.
Het besef van het belang van taalbeheersing was er ook al in de jaren ’80. Voor veel vrouwen vormde de Nederlandse taal een barrière om écht te kunnen participeren en emanciperen in Rotterdam. Om zelfstandig te kunnen zijn, moest een vrouw zelf kunnen communiceren om zich wegwijs te maken in de maatschappij. Taallessen werden daarom een essentieel onderdeel van het aanbod van vrijwel alle ZMV-vrouwencentra. Voor vrouwen die nooit hadden leren lezen en schrijven werden alfabetiseringslessen in de eigen taal georganiseerd. De rest kon aansluiten bij de lessen Nederlands, welke elders voor deze vrouwen niet beschikbaar waren.
Een deel van de vrouwen hadden een opleiding gevolgd in het buitenland, maar kwamen door de taalbarrière niet aan het werk. Daarnaast werden ook niet alle diploma’s door de Nederlandse staat erkend. Hierdoor werden mensen gedwongen om opnieuw naar school te gaan. Doordat dit vaak praktisch niet haalbaar was, leidde dit er vaak toe dat deze vrouwen onder hun niveau kwamen te werken.
Thuis in het Vrouwenhuis
Het Vrouwenhuis Rotterdam was dé plek voor Rotterdamse vrouweninitiatieven. Opgericht in 1977 aan de Van Vollenhovenstraat, verhuisde het in 1992 naar de Eendrachtsweg in het stadscentrum. Vele ZMV-organisaties vonden er onderdak voor hun activiteiten en bijeenkomsten. Het Vrouwenhuis stelde namelijk gratis ruimtes beschikbaar aan diverse vrouwenorganisaties. Naast het praktisch verschaffen van activiteiten en cursussen, vormde het ook een toegankelijke en veilige plek voor alle vrouwen. Een plaats om in samen te zijn, van gedachten te wisselen en samen te leren. Het was er uitsluitend voor vrouwen, mannen waren er niet welkom. Het ideaalbeeld voor het Vrouwenhuis was om door te groeien tot een Multicultureel Vrouwenhuis voor alle Rotterdamse vrouwen.
Eén van de organisaties die zich hier had gevestigd was de Rotterdamse afdeling van de in 1991 opgerichte Filipijnse vrouwenorganisatie: stichting Bayanihan (‘samen staan we sterk’ of ‘vele handen maken licht werk’). Onder de Filipijnse vrouwen verschilden de migratiecontexten nogal. Zij zijn om verschillende redenen naar Nederland gekomen: als verpleegkundigen of textielarbeidsters, via het huwelijk of als au pair. Binnen deze diverse groep besteedde de stichting aandacht aan thema’s zoals verblijfsvergunningen, arbeidsrecht, het gevaar van vrouwenhandel en communicatie met Nederlandse mannen, met name voor vrouwen die via een huwelijk waren gekomen. Daarnaast ondersteunden zij ook vrouwen bij hun naar het RIAGG of het gemeentelijk administratiekantoor.
Ondanks verschillen, gelijke strijd
Naast het Vrouwenhuis Rotterdam, was er nog een andere in de stad: het Surinaamse Vrouwenhuis Prefoeroe (durven), gevestigd aan de Doelstraat in het stadscentrum. Dit vrouwenhuis viel onder Surinaams Vrouwen Orgaan Rijnmond (SVOR), opgericht in 1984. Dit was de overkoepelende organisatie voor de emancipatie en participatie van Surinaamse vrouwen en jongeren. Prefoeroe beoogde een ontmoetingsplek te zijn voor alle Surinaamse vrouwen, ongeacht etniciteit, religie of leeftijd. Surinaamse vrouwen zijn namelijk een diverse groep, bestaande uit Creools-, Javaans-, Hindoestaans- of Chinees-Surinaamse vrouwen. Naast de functie als ontmoetingsplek werden er politieke discussiebijeenkomsten, cursussen, en andere scholing-, vormings- en ontspanningsactiviteiten georganiseerd. Het archief van SVOR is beschikbaar bij het Stadsarchief Rotterdam onder archiefnummer 1619.
Verder waren er ook afzonderlijke Surinaamse stichtingen zoals de stichting Hindoestaanse Vrouwen Rotterdam (HVR) Soekh aur Shanti (Geluk en Rust), opgericht in 1997. Deze stichting stond voor de bevordering van de emancipatie en participatie van Hindoestaanse vrouwen in de maatschappij.
Doordat er geen sprake was van een taalbarrière, waren veelal Surinaamse vrouwen vanaf de jaren ‘60 wel nauw betrokken bij het activisme van de Nederlandse vrouwen. Toch waren zij uiteindelijk mede-initiatiefnemers van de afsplitsing tot de ZMV-vrouwenbeweging. Juist zij konden immers herkennen waar intersectionele visies en belangen ontbraken. Ondanks de afsplitsing bleven ook zij strijden voor gelijke loonverdeling en het recht op huisvesting, opleiding en kinderopvang. Onderwerpen zoals abortus bleven, met name bij oudere generaties, vaak een taboe. Daarnaast waren voor hen vraagstukken omtrent identiteit, cultuurbehoud, zelfbeschikking en hun maatschappelijke positie centrale thema’s.
Vereniging van culturen
Ondanks dat de meeste organisaties zich door de jaren heen voornamelijk bij hun eigen publiek hielden, waren er in de jaren ’90 steeds meer samenwerkingen bij het aanbieden van cursussen. Een van de organisaties die doorgroeide naar een divers publiek was Stichting Marokkaans Arabisch Cultureel Centrum voor Vrouwen (SMACCV).
SMACCV is opgericht in 1979 onder Stichting Buitenlandse Werknemers Rijnmond. In november 1988 is zij zelfstandig doorgegaan met als doel emancipatie van de Marokkaanse en Arabische vrouw en haar gezin te bevorderen. Opdat ze zowel in de Nederlandse samenleving, als in de Marokkaanse, als Arabische kan participeren, zowel als individu als groep.
Mettertijd kwam het besef dat hun aanbod geschikt was voor een breder publiek. Zo omarmden zij bijvoorbeeld in 1998 het Project Tweede Thuis, in samenwerking met Gemeente Rotterdam, om ouders met een migratieachtergrond te bereiken voor opvoedingsondersteuning en hen in te lichten over het belang van de kinderopvang. Hierbij gingen zij niet enkel naar Marokkaanse ouders, maar werden medewerksters via SMACCV bij vrouwen van allerlei etniciteit langs gestuurd.
Rondom de eeuwwisseling profileerde SMACCV zich als een interculturele organisatie, met een divers team en bestuur. Zoals omschreven in het jaarverslag van 1999-2000 was dit van belang om “[enerzijds] de integratie van allochtone vrouwen te vergemakkelijken, anderzijds is de bijdrage van vrouwen uit alle Rotterdamse bevolkingsgroepen noodzakelijk voor een brede organisatie, die in Rotterdam is geworteld.” De cursussen over opvoeding, seksualiteit, en emancipatie waren dus beschikbaar voor vrouwen van alle etniciteit en werden dan ook in net Nederlands aangeboden. SMACCV was ook een van de eerste organisaties die expliciet beoogde om mannen te betrekken bij het emancipatie proces door aan hen cursussen aan te bieden.
Bestuurlijke invloed
De bestuursleden van de verschillende vrouwenorganisaties waren ook gesprekspartners van de Gemeente Rotterdam. Doordat zij het dichtst bij de doelgroep stonden, kenden zij het best de behoeftes en belangen van de vrouwen. Al in 1980 verenigden verschillende organisaties zich in het Buitenlandse Vrouwen Overleg. Initieel werden zij door de gemeente denigrerend afgedaan als een ‘praatgroepje’, maar het overkoepelende overleg bleek van groot belang te zijn. Hier konden de organisaties overleggen over specifieke punten die voor hen gezamenlijk relevant waren. “Nederlandse vrouwen hoeven niet over naailessubsidie en verblijfsvergunningen te praten.” legde Machtild Cairo uit. Archiefstukken van het BVO liggen opgeslagen in Stadsarchief Rotterdam onder archiefnummer 1619, 14.
Verder werkten de ZMV-vrouwenorganisaties ook samen met Nederlandse vrouwenorganisaties. Samen namen zij deel aan de Rotterdamse Vrouwenraad, die zich bezig hield met het uitoefenen van invloed op politieke partijen voor de belangen van vrouwen. Middels deze weg verenigden alle Rotterdamse vrouwen zich voor hun belangen.
Rondom de eeuwwisseling ontstond ook Samenwerkende Vrouwen Organisaties In Rotterdam, ofwel SAVOIR, naar het Franse werkwoord ‘weten’. SAVOIR vormde een directe gesprekspartner van de Gemeente Rotterdam en heeft onder andere in 2001 een adviesrapport uitgebracht: “Samen op Eigen Kracht Vooruit”. Het bevatte een inventarisatie van de visies, wensen en mogelijkheden voor de vorming van een platform van Rotterdamse vrouwenorganisaties en de oprichting van een Internationaal Vrouwenhuis. Dit rapport is beschikbaar bij het Stadsarchief onder archiefnummer 1619, stuk 69.
De Droom: een Intercultureel Vrouwenhuis
Het Interculturele Vrouwenhuis is uiteindelijk verwezenlijkt in opdracht van de gemeente. In 2006 zijn daarom het Vrouwenhuis Rotterdam, TCCV, SMACCV, SVOR, HVR en Casa Tiberias gefuseerd tot Dona Daria. Deze naam draagt haar missie uit: ‘Dona’, Spaanse ere titel voor een vrouw en ‘Daria’, een Arabische naam die staat voor kennis en leren.
Zij vonden gezamenlijk onderdak in Rotterdam Noord in de Gerard Scholtenstraat. Ondanks dat aanvankelijk het ideaalbeeld een huis voor alle Rotterdamse vrouwen was, verschoof de visie door de jaren heen naar het aanbieden van cursussen voor diverse vrouwen. Uiteindelijk is Dona Daria uitgeroeid tot een organisatie voor een inclusieve samenleving, voor de emancipatie voor alle Rotterdammers. Deze koerswijziging betekende echter wel het einde van de droom van een intercultureel Rotterdams Vrouwenhuis.
Emancipatie voor ZMV-Vrouwen
In het begin, in de jaren ’80, was het doel van emancipatie voor ZMV-vrouwen “kunnen leven zoals jij wilt, een combinatie van zelfstandigheid en bewustzijn van je positie en beleving van je eigen cultuur.” Het gaat dus niet zozeer om de invulling, maar of je je leven kunt inrichten zoals jij dat wilt.” Terugblikkend op het werk van de vele vrouwenorganisaties, is het duidelijk dat Rotterdamse ZMV-vrouwenorganisaties een onmiskenbare rol in dit proces hebben gespeeld. Uit solidariteit werd er door en voor vrouwen georganiseerd, om elkaar verder te helpen in de maatschappij en hogere mate van emancipatie te bereiken.
Vandaag de dag is er helaas weinig over van de rijkdom aan Rotterdamse vrouwenorganisaties. De doelen van emancipatie als een tool voor participatie en integratie lijken op het eerste gezicht bereikt voor de meeste vrouwen. De rest kan inmiddels terecht bij verschillende instanties voor taal- en opvoedcursussen. Echter, deze hebben niet dezelfde veilige huiselijke sfeer die de plekken exclusief voor vrouwen waarborgden. In gesprekken met vrouwen die bij de ZMV-vrouwenorganisaties kwamen is de nostalgie en het positieve sentiment voelbaar, met een lach op hun gezicht worden door hen herinneringen opgehaald. Bij de vrouwen die het niet hebben meegemaakt lonkt het verlangen en een nieuwsgierigheid naar wat een Rotterdams Intercultureel Vrouwenhuis in deze tijd had kunnen zijn.
Met speciale dank aan:
Emel Yuce
Joyce Adams
Maria Jose Brito
Maria Sanchez
Maria van Hemert
Naima Abghour
1 Van Meerten, W. (1986). Rotterdam Vrouwenstad, p. 127
2 Botman, M., Jouwe, N., Wekker, G. (2001). Caleidoscopische visies: de zwarte, migranten- en vluchtelingen-vrouwenbeweging in Nederland
3 Joan Ferrier was van 1998 tot 2012 directeur van E-Quality, kennis- en expertisecentrum oor vrouwenemancipatie in de multiculturele samenleving. Ter ere van haar inzet voor emancipatie, gezin en diversiteit is zij in 2011 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Daarnaast is ter ere van haar in 2014 de Joan Ferrier Penning in het leven geroepen, voor anderen die haar idealen navolgen.
4 Uit het archief: Ferrier, J. (2004, 14 mei). Lezing Emancipatie door de Eeuwen Heen
5 Krijnen, E. (1997). Op zoek naar brood: 35 jaar Stichting (Hulp aan) Buitenlandse Werknemers Rijnmond, p. 110
6 Uit het archief: TCCV Jaarverslag 1987 – 1991
7 Uit het archief: Casa Tiberias Jaarverslag 2004
8 Uit het archief: Beleidsplan Vrouwenhuis Rotterdam 1999 – 2004
9 Uit het archief: ZelfService (2003, september)
10 Uit het archief: SVOR Strategisch Plan 2001
11 Regioplan 2002
12 Uit het archief: SMACCV jaarverslag 2001, p.3
13 Uit het archief: SMACCV jaarverslag 1999-2000, p. 30
14 Van Meerten, W. (1986). Rotterdam Vrouwenstad, p. 126
15 Van Meerten, W. (1986). Rotterdam Vrouwenstad, p. 126
16 Donadaria.nl
17 Rotterdam Vrouwenstad 1986
Leave A Comment