//1969: Jonge homo’s pikken 248bis niet langer

Out In Rotterdam

1969: Jonge homo’s pikken 248bis niet langer

Door Aad Koster

Op 21 januari 1969 werd in Den Haag de allereerste demonstratie voor homorechten in Nederland gehouden. De demonstratie was gericht tegen het nog steeds bestaande wetsartikel 248bis, dat bij de invoering van de nieuwe zedelijkheidswetgeving in 1911 op het laatste moment was toegevoegd. Het wetsartikel dat homoseksuele contacten tussen meerderjarigen en minderjarigen van 16 tot 21 jaar strafbaar stelde.

Dit artikel was in 1912 aanleiding voor de oprichting van het Nederlandsch Wetenschappelijk Humanitair Komitee (NWHK). Het Komitee protesteerde overigens zonder succes tegen 248bis. Bij de inval van de Duitsers op 10 mei 1940 werd het NWHK uit voorzorg opgeheven.

 

COC accepteert geen leden onder 21 jaar

Na het einde van de Tweede Wereldoorlog nam Nico Engelschman in 1946 het initiatief voor de oprichting van het Wetenschappelijk Cultureel- en Ontspanningscentrum, de Shakespeare Club. Evenals het NWHK organiseerde de Shakespeare Club culturele avonden, waarop mensen met homoseksuele gevoelens elkaar konden treffen. De belangrijkste doelstelling was het bieden van mogelijkheden voor homoseksuelen om elkaar te ontmoeten. Vanaf het eerste moment werd de club door de overheid in de gaten gehouden, omdat het vermoeden bestond dat artikel 248bis overtreden kon worden. Aangezien men het gebruik van de naam Shakespeare niet passend vond, besloot men voor een meer onopvallende naam voor de club en vanaf 1949 werd dat Cultureel- en Ontspanningscentrum, kortweg C.O.C. Vanaf 1 oktober 1947 kende Rotterdam een plaatselijke afdeling van de ‘Shakespeare Club’, die met ingang van 1949 eveneens als C.O.C. werd voortgezet.

De eerste homodemonstratie in Nederland was op 21 januari 1969 tegen artikel 248bis op het Binnenhof in Den Haag. Tweede Kamerlid voor D66, mevrouw Anneke Goudsmit, spreekt met demonstranten

In het begin van haar bestaan maakte het C.O.C. voor haar bijeenkomsten gebruik van de huiskamers van haar leden. Vanaf het moment dat de vereniging groeide en de huiskamers te klein werden, ging men op zoek naar zaaltjes. Het eerste onderkomen was in artiestenbar Charly Stok aan het Mathenesserplein 14. In 1951 vond de vereniging onderdak in een bovenzaaltje van een café aan de Heemraadssingel. Toen de uitbater de bezoekers wat beter leerde kennen, was dat de reden om het C.O.C. in het vervolg niet meer toe te laten.


Prince de Lignac

Eén van de leden die telkens van zaaltje naar zaaltje moest trekken was Bram van Leeuwen, de man die later bekend werd als de Prince de Lignac. Hij was geboren in een arbeidersgezin in Crooswijk en groeide op in armoede. Deze armoede werd zijn drijfveer om miljonair te worden en hij ontwikkelde een niet te stuiten ondernemersgeest. In 1941, aan het begin van de Tweede Wereldoorlog, richtte hij op 23-jarige leeftijd zijn taleninstituut op. Na de oorlog bouwde hij het Nederlands Talen Instituut succesvol uit, gevolgd door postorderbedrijf Keurkoop en uitgeverij Lekturama. De verkoop van zijn bedrijf leverde hem miljoenen op.

In 1953 kreeg Bram van Leeuwen genoeg van het Rotterdamse C.O.C.-gekwakkel. Hij werd zelf maar voorzitter en gaf zich een maand de tijd om naar een vaste locatie te zoeken. Hij stapte op de fiets en ging op zoek. Bij een bakker in de Coolsestraat 35, die naast de ruimte voor zijn bakkerskarren een zaaltje exploiteerde, had Van Leeuwen beet. Voor zeventig gulden per week tekende hij namens zijn Nederlands Talen Instituut een huurcontract, met toestemming voor onderverhuur. Het C.O.C. heeft er jaren gebruik van gemaakt. Toen de bakker erachter kwam wat voor vlees hij in de kuip had, bleek hij geen enkele moeite te hebben met de bezoekers. Door de groei van de vereniging breidde het C.O.C. uit en vergrootte in 1967 de ruimte door huisnummer 33 erbij te betrekken. De locatie kreeg in navolging van Amsterdam de naam ‘de Schakel’ toegewezen.

Verzet vanuit de studentenwereld

Het was onmogelijk om lid van het C.O.C. te worden, wanneer men de leeftijd van 21 jaar nog niet had bereikt. Men wilde problemen met de wetgever voorkomen. Omdat veel studenten nog geen 21 jaar waren, konden zij geen lid worden. Vanuit de studentenwereld ontstond daarom verzet tegen de handelwijze van het C.O.C. In de zomer van 1967 organiseerden zij zich en dat leidde op 30 maart 1968 tot de oprichting van de Federatie Studenten Werkgroepen Homoseksualiteit (FSWH), die bestond uit 12 lokale werkgroepen. Zo kenden de universiteitssteden Rotterdam de RSWH, Delft de DSWH, Leiden de LSWH enzovoort. De landelijke federatie nam het initiatief om op het Binnenhof in Den Haag te gaan demonstreren tegen artikel 248bis. Ongeveer honderd jonge homoseksuele mannen en vrouwen demonstreerden op 21 januari 1969 voor het eerst openlijk tegen het discriminerende wetsartikel. De opkomst had groter kunnen zijn, doch het risico om via journaals en persberichten zichtbaar te worden voor ouders die nog niet op de hoogte waren van de seksuele voorkeur van hun zoon of dochter, weerhield een grote groep ervan om in het openbaar te demonstreren.

Gewoon hetzelfde?


Inmiddels waren diverse publicaties verschenen, waarin meer bijdetijdse opvattingen werden uiteengezet. Onder andere de Rotterdamse psychiater Wijnand Sengers beschreef in zijn in 1968 verschenen boek ‘Gewoon hetzelfde?’ zijn visie op vragen rond homofilie. Hij maakte duidelijk, dat homoseksualiteit geen pathologische aandoening was. Een jaar later bracht hij in zijn baanbrekende proefschrift ‘homoseksualiteit als klacht’ naar voren, dat behandeling van homoseksuele voorkeuren uitsluitend en alleen zinvol was als er een klacht aan ten grondslag ligt.
Een meer toegankelijk boek, met name bedoeld voor ouders van homofiele kinderen, verscheen eveneens in 1968 met de titel ‘Sinds u het weet’ van Herman Roose. Op een geruststellende toon schetste Roose de zaken waarmee jonge homofielen geconfronteerd konden worden en op welke wijze ouders hun kinderen tot steun konden zijn.

Met het boek ‘Gewoon hetzelfde?’ uit 1968 hield Wijnand Sengers een pleidooi om homoseksualiteit niet langer te beschouwen als een pathologische aandoening. Zijn wetenschappelijke publicaties droegen bij aan de besluitvorming om artikel 248bis in 1971 af te schaffen

Seksfeest op de Rotterdamse Hogeschool

In Rotterdam hield het Studium Generale van de Nederlandse Economische Hogeschool en de Medische Faculteit Rotterdam eind 1969 een symposium onder het motto “Is er een seksuele revolutie?”. Aan de hand van een aantal lezingen werd het thema uitgediept. Er was nadrukkelijk aandacht voor homoseksualiteit. Eén van de lezingen werd verzorgd door de Rotterdamse psychiater Wijnand Sengers, die zich inzette voor de emancipatie van homoseksuelen. Op 13 november 1969 was het de beurt aan Joke Swiebel, bestuurslid van de Federatie Studenten Werkgroepen Homoseksualiteit. Op Woudestein hield zij een provocerende lezing en behandelde een reeks stellingen onder het motto “Nieuw Lila is bèèldschoon”. Ze beweerde dat de tolerantie ten opzichte van homoseksualiteit een schijntolerantie was. Ze verzette zich tegen de vooral christelijke opvatting dat het gezin ‘de hoeksteen van de samenleving is’.

In samenwerking met de Rotterdamse Studenten Werkgroep Homoseksualiteit organiseerde het Studium Generale op 4 december 1969 ter afsluiting van het symposium een feestelijke bijeenkomst in de vorm van een ‘seksfeest’. Voor dit feest was vanwege de aard van het programma een op naam gesteld toegangsbewijs nodig, dat persoonlijk moest worden opgehaald. De bedoeling van het slotfeest was om homo’s en hetero’s op een laagdrempelige manier met elkaar in contact te brengen. Op het programma stonden onder meer een cabaret van het C.O.C. en de NVSH, en er zouden pornofilms in het openbaar vertoond worden. Voor dit laatste onderdeel was echter wel een aparte ruimte ingericht en de organisatie gaf vooraf een waarschuwing, dat de beelden mogelijk als schokkend ervaren konden worden.

Op naam gesteld toegangsbewijs voor het seksfeest op 4 december 1969 in de Nederlands Economische Hogeschool
Het programma van het seksfeest van december 1969, waarin een waarschuwing vermeld staat, dat de vertoonde seksfilm voor sommigen schokkende elementen kan bevatten

Stonewall rellen


Maar er gebeurde meer in 1969, een gebeurtenis die wereldwijde impact had. In New York viel de politie regelmatig gay bars en andere gelegenheden binnen. De gewelddadige inval in de ‘Stonewall Inn’ op de avond van 27 juni 1969 leidde tot hevig verzet door de aanwezige ‘drag queens’ en andere bezoekers, onder wie een groot aantal zwarte homo’s. Het was voor de tweede keer in die week dat de politie zo’n vijandige actie in dezelfde locatie uitvoerde. De aanwezige barbezoekers pikten deze ongenuanceerde inbreuk op hun privacy niet langer en vochten hard terug. Iets wat de politie van ‘drag queens’ en homo’s niet had verwacht.
Gedurende het weekend gingen de protesten door. Gays, lesbians en ‘drag queens’ liepen arm in arm door de straten en lieten zich niet meer wegjagen door de politie. Ze waren gezien en ze zorgden ervoor, dat ze gezien bleven. Niets stond hen meer in de weg om te protesteren en de gevestigde orde kwam tot het inzicht, dat ontkennen geen zin meer had. Tolereren, laat staan accepteren was nog een ander ding. Daar was meer tijd voor nodig.

Het jaar daarop, in het laatste weekend van juni 1970, werden de Stonewall-rellen herdacht in de vorm van een flamboyante demonstratie door New York met de naam ‘Christopher Street Liberation Day’. De homo- bevrijding was in de Stonewall Inn begonnen. Het was het begin van de radicale homobeweging in de Verenigde Staten. Homo’s en lesbo’s wilden zichtbaar zijn en eisten dezelfde rechten als hetero’s. Voortaan zou elke laatste zaterdag van juni in het teken staan van Gay Pride.

De Stonewall-inn aan de St. Christopherstreet in de wijk Greenwich Village in New York (bron: Homologie juli/augustus 1989)
De Stonewall-inn aan de St. Christopherstreet in de wijk Greenwich Village in New York

Gay Pride Day wordt Roze Zaterdag

Weer een jaar later nam de homogemeenschap in Europa de herdenking van de Stonewall rellen over en eind juni 1971 werd een ‘Gay Pride Day’ gevierd in onder andere Londen en Kopenhagen. Voor Nederland ging dat te snel. Het C.O.C. vond een dergelijke demonstratieve uiting niet passen in hun integratiegedachte. Homo’s en lesbo’s waren gewone mensen en hoefden geen nadruk te leggen op hun seksuele gevoelens door een demonstratie, die wellicht het publiek zou schokken. Het C.O.C. wilde nadrukkelijk een gezelligheids- en belangenvereniging voor homofielen zijn en geen actiegroep. Het duurde tot eind jaren zeventig, voordat er in Nederland een ‘Gay Pride Day’ zou worden gehouden. De eerste homodemonstratie in Nederland ter gelegenheid van de herdenking van de Stonewall-rellen was op 24 juni 1978 in Amsterdam.

Inmiddels was de ‘Roze Driehoek’, die homoseksuelen in de concentratiekampen verplicht waren te dragen, uitgeroepen tot geuzenteken. Het diende als politiek statement om te laten zien dat je een openlijke homoseksueel was. De roze driehoek werd die dag als een teken van zichtbaarheid door velen trots gedragen. De in 1980 geïntroduceerde flikkeragenda was een andere manier om openlijk aan de buitenwereld te getuigen van het homo-zijn.

De eerste homodemonstratie in Nederland was op 21 januari 1969 tegen artikel 248bis op het Binnenhof in Den Haag. Tweede Kamerlid voor D66, mevrouw Anneke Goudsmit, spreekt met demonstranten (bron: Nationaal Archief)

Afschaffing 248bis: van beslotenheid naar openheid


Gedurende de vijftiger jaren lag de nadruk van het C.O.C. op ontmoeting van gevoelsgenoten onder de vlag van cultuur en ontspanning. Openlijk naar buiten treden en actievoeren was niet de eerste doelstelling. Onder invloed van de seksuele revolutie in de jaren zestig besloot het landelijk bestuur om in 1964 de naam te wijzigen in ’Nederlandse vereniging van homofielen COC’. De puntjes verdwenen uit de afkorting van Cultureel- en Ontspanningscentrum. De beslotenheid van de vereniging werd hierdoor opengebroken, doordat het woord homofielen uitdrukkelijk in de naam vermeld werd.

Door de maatschappelijk ontwikkelingen ontstonden binnen de regering al spoedig nieuwe inzichten en in 1971 werd uiteindelijk het gewraakte artikel 248bis uit de zedenwetgeving geschrapt. In de wet werd geen onderscheid meer gemaakt tussen heteroseksuele en homoseksuele handelingen. Na dit succes hief de Federatie Studenten Werkgroepen Homoseksualiteit zich op en namen bestuursleden zitting in het hoofdbestuur van het COC. De Rotterdamse Studenten Werkgroep Homoseksualiteit fuseerde met de jongerensociëteit voor jongen-jongen/meisje-meisje Apollo.
Na de afschaffing van het omstreden artikel 248bis kreeg de vereniging weer een andere naam. Om de nadruk te leggen op de gelijkwaardigheid van homo’s en hetero’s werd de naam gewijzigd in ‘Nederlandse Vereniging tot Integratie van Homoseksualiteit COC’, afgekort NVIHCOC.

Op 7 april 1977 verhuisde het COC van het van de buitenwereld afgesloten bakkerspand naar een nieuwe ‘open’ behuizing aan de Coolsestraat 94. Daar kreeg het COC een geheel pand tot haar beschikking. Het was een toegankelijke behuizing waar iedereen vrij kon binnenlopen, hoewel de bar op de eerste etage was gevestigd. Het was een emancipatorische stap: ‘Iedereen mag weten en zien dat wij homoseksueel zijn.’

Aankondiging groot feest op de Schiedamsevest in Kashba sfeer

De Rotterdamse ‘scene’ laat zich zien!


Het jubileumjaar 2007 kreeg als thema ‘Zichtbaarheid’ onder het motto ’60 jaar OUT!’. De ‘Kick-off-meeting’ was op 21 juni 2007, waarbij voorzitter Bram Anker aangaf: “COC Rotterdam komt al 60 jaar op voor de belangen van homo’s, lesbo’s en bi’s en heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan een tolerante maatschappij. Maar nog niet iedereen voelt zich vrij om trots uit de kast te komen. Daarom is het COC nog steeds nodig”. De toenmalige wethouder Orhan Kaya verrichtte vervolgens de officiële openingshandeling van het jubileumjaar. Buiten, op het trottoir voor het pand aan de Schiedamsesingel, onthulde hij in aanwezigheid van een groot aantal leden een schaalvormige plantenbak gevuld met overwegend roze bloemen en planten, die samen het getal 60 vormden. Het was een geschenk van de gemeente Rotterdam. De wethouder kon aan den lijve ervaren hoe het voelt om uitgejouwd en uitgescholden te worden. Vanaf het speelplein aan de andere kant van de straat lieten groepen opgeschoten jongeren discriminerende en beledigende uitlatingen in de richting van de aanwezigen gaan.

In september was er een ‘gay- en lesbian’ filmprogramma, waarbij ook de film van de Rotterdamse amateurfilmer Rob de Vries werd vertoond. Rob maakte in Rotterdam op diverse momenten en rondom verschillende thema’s gay filmopnamen. Uit zijn historische filmmateriaal is de film “Flikker” samengesteld. Op 29 september ging de film in première in Lantaren/Venster, wat tevens de start was van de roze filmweek.

In de maand oktober ging een reeks van drie debatten van start in zaal De Unie aan de Mauritsweg. Tijdens het eerste debat stond de vraag centraal of homoseksualiteit genoeg zichtbaar is in de stad. Vervolgens ging het over het geluksgevoel van homoseksuele jongeren. De laatste avond was een terugblik op het verleden. Aan de hand van verhalen en beelden over markante gebeurtenissen haalden de aanwezigen met elkaar herinneringen op.

Om het thema ‘Zichtbaarheid’ kracht bij te zetten werd op 6 oktober 2007 een openbaar toegankelijk cultureel programma ‘OUT! Fair’ aangeboden op de Schiedamsevest. De straat was afgezet en in tenten werden activiteiten aangeboden die rijk aan diversiteit waren. Dans van het Scapino Ballet, theater door het Rotterdams Centrum voor Theater en muziek van diverse bands zorgden voor een afwisselend programma. Een literaire salon, sport door de homosportclub ‘Ketelbinkie’, exotische hapjes en een film-bus met ‘gay movies’ maakten het feest compleet. Het werd een ‘open ontmoeting’ met de stad. “De Rotterdamse ‘scene’ liet zich zien!”. Uiteindelijk heeft de ‘OUT Fair’ ruim negenhonderd bezoekers getrokken. Onder de aanwezigen waren burgemeester Ivo Opstelten en wethouder Mark Harbers. Ze waren onder de indruk van de open en feestelijke sfeer en ze waren er trots op dat zo’n evenement zonder enige wanklank in Rotterdam kon plaatsvinden.

Op 20 oktober 2007 werd een unieke tentoonstelling geopend in de Rotterdamse Kunsthal onder het motto ”Niet verkeerd!”, over de woelige geschiedenis van homoseksualiteit. De tentoonstelling liep van 20 oktober 2007 tot en met 2 maart 2008. Het was een van de hoogtepunten voor het COC om zich in zo’n prominente tentoonstellingsruimte als de Kunsthal te kunnen profileren. Het aantal bezoekers oversteeg 30.000 personen, onder wie zo’n 6.000 scholieren. Er waren speciale lesbrieven voor het middelbaar onderwijs ontwikkeld en tijdens de bezoekuren waren leden van de voorlichtingsgroep van het COC aanwezig.

Roze Zaterdag 2001 in Rotterdam

Na de succesvolle demonstratie tegen de opvattingen van de bisschoppen Simonis en Gijsen op Paaszaterdag 1979 in Roermond, die als ‘Roze Zaterdag’ werd bestempeld, gingen de Stonewall-herdenkingen vanaf juni van dat jaar voortaan als zodanig door het leven. Nadat de Roze Zaterdag in 1980 voor de derde keer in onze hoofdstad had plaatsgevonden, ging de demonstratie in 1981 het land in, om te beginnen in Den Bosch. Pas in 2001, toen Rotterdam de culturele hoofdstad van Europa was, kwam de Roze Zaterdag voor de eerste keer naar Rotterdam. De dag was onderdeel van een tiendaags festival met als thema ‘Different Identities’ en begon in de Laurenskerk met een spirituele Stonewall-bijeenkomst. Joden, moslims, christenen en boeddhisten stonden, voor het eerst gezamenlijk, stil bij het ontstaan van de wereldwijde homobeweging in 1969 in New York. Aansluitend trok een bonte parade door de binnenstad van Rotterdam. Onderdeel van de roze stoet was het Israëlische kunstenaarsduo Gil & Moti dat woensdag voorafgaand aan de Roze Zaterdag op het bordes van het Rotterdamse stadhuis door burgemeester Ivo Opstelten door het huwelijk was verbonden.

2020-10-12T09:26:51+00:00mei 23rd, 2019|Out in Rotterdam|

Leave A Comment